aankleden

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aankleden. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aankleden, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aankleden in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aankleden is hier. De definitie van het woord aankleden zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaankleden, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kle·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aankleden
kleedde aan
aangekleed
zwak -d volledig

Werkwoord

aankleden:

  1. overgankelijk meubileren, van toebehoor of uitbreiding voorzien, decoreren, versieren
    • We kunnen de vergelijking aankleden met een voorbeeld uit de praktijk. 
  2. overgankelijk iets of iemand kleren aandoen
    • In de Amerikaanse stad New Jersey heeft een familie hun zelfgemaakte naakte sneeuwvrouw moeten aankleden nadat ze klachten hadden gekregen van de buren. 
  3. wederkerend zich ~: zijn kledij aantrekken
    • Zij was bezig zich aan te kleden. 
     Sinterklaas stond vlug op, kleedde zich aan en ging naar de stal.
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be