aanrecht

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aanrecht. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aanrecht, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aanrecht in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aanrecht is hier. De definitie van het woord aanrecht zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaanrecht, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·recht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘keukenblok’ voor het eerst aangetroffen in 1542
enkelvoud meervoud
naamwoord aanrecht aanrechten
verkleinwoord aanrechtje aanrechtjes

Zelfstandig naamwoord

aanrecht o of m

  1. vaste tafel met kastjes langs keukenwand voorzien van een waterbestendig aanrechtblad
    • De afwas van gisteren stond nog op het aanrecht. 
    • Het enige recht van de huisvrouw was vroeger het aanrecht. 
     ‘Volgende ronde,’ zei ze met een scheve grijns op haar gezicht en ze zette beide borden op het aanrecht.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanrechten

aanrecht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
    • ... dat ik aanrecht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
    • ... dat jij aanrecht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
    • ... dat hij aanrecht. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

aanrecht

  1. aanrecht; vaste tafel met kastjes langs keukenwand voor zien van een waterbestendig aanrechtblad


Veluws

Zelfstandig naamwoord

aanrecht

  1. aanrecht; vaste tafel met kastjes langs keukenwand voor zien van een waterbestendig aanrechtblad