afgaan

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord afgaan. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord afgaan, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je afgaan in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord afgaan is hier. De definitie van het woord afgaan zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanafgaan, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • af·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afgaan
ging af
afgegaan
klasse 7 volledig

afgaan

  1. ergatief naar beneden gaan
    • hij ging de trap af 
  2. ergatief afgeschoten worden, in werking gebracht worden
    • het geweer ging af 
    • de wekker ging af 
     Chantal hoorde een serie alarmbellen in haar hoofd afgaan.[1]
  3. ergatief een slechte indruk nalaten
    • hij ging af als een gieter 
  4. ergatief ~ op zich baseren op
    • ik zou er maar niet te veel op afgaan 
  5. ergatief naar iets toegaan, bezoeken
    • hij ging op hem af 
    • vrienden en kennissen afgaan 
  6. ergatief van iets vandaan gaan, verlaten, zich verwijderen, weggaan
    • hij ging van school af 
  7. ergatief verminderen, verzwakken, afnemen
    • de koorts gaat af 
  8. ergatief stoelgang hebben, ontlasting hebben
  9. ergatief lukken, bedreven zijn
    • Nederlands spreken gaat hem goed af, maar het schrijven is wat minder. 
     Iets wat haar slecht afging, aangezien ze al vijfendertig jaar was getrouwd met een man die ze verafgoodde.[1]
  • afgaan op
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]