Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
couper. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
couper, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
couper in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
couper is hier. De definitie van het woord
couper zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
couper, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
couper
- overgankelijk snijden
- overgankelijk knippen
- «Se faire couper les cheveux.»
- Zijn haren laten knippen.
- overgankelijk snoeien
- overgankelijk zagen, hakken
- «Je vais couper du bois pour la poêle.»
- Ik ga hout hakken voor de kachel.
- overgankelijk maaien
- «Je vais couper de l'herbe.»
- Ik ga gras maaien.
- overgankelijk versnijden, (drinken) (twee dranken mengen)
- «Pour faire de la gueuze, on coupe le lambic vieux avec le lambic jeune.»
- Om geuze te maken, versnijdt men oude lambiek met jonge lambiek.
- overgankelijk, (spel) couperen (een spel kaarten afnemen)
- overgankelijk, (spel) introeven, troef spelen (kaartspel)
- «Tu n'as pas de pique, il faut couper maintenant.»
- Je hebt geen schoppen, je moet nu introeven.
- overgankelijk (spreektaal) afzetten, laten stoppen
- «Tu peux couper la musique s'il te plaît?»
- Kan je de muziek afzetten asjeblieft? [1]
- overgankelijk (spreektaal) zich onttrekken aan
- «Cette visite? Je n’y couperai pas.»
- Dat bezoek? Daar kom ik niet onderuit. [1]
- overgankelijk (spreektaal) castreren [1]