zagen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zagen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zagen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zagen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zagen is hier. De definitie van het woord zagen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzagen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • za·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zagen
zaagde
gezaagd
zwak -d volledig

zagen

  1. overgankelijk in stukken delen door middel van een zaag
    • Ik moet nog wat hout zagen. 
  2. inergatief op vervelende wijze spreken, zeuren
    • Klagen en zagen, het is voor hem dagelijkse kost. 
vervoeging van
zien

zagen

  1. meervoud verleden tijd van zien
    • Wij zagen. 
    • Jullie zagen. 
    • Zij zagen. 
    • Wij zagen hem nog vertrekken. 
     Goldie en Barbie zagen het als één groot avontuur, maar ik liep in het begin wat onwennig achter ze aan.[1]

de zagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zaag
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be