drang

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord drang. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord drang, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je drang in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord drang is hier. De definitie van het woord drang zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandrang, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drang
enkelvoud meervoud
naamwoord drang -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de drangm

  1. innerlijke neiging om iets te doen
    • Hij voelde een sterke drang om zich te bemoeien met de discussie, maar deed het toch niet. 
     Even iets heel anders: waar komt die drang om te lopen vandaan?
  2. het dringen
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ðṛɑŋ(g)/ (Etsbergs)

Bijvoeglijk naamwoord

drang

  1. smal
    «Dae drange vaarwaeg zörg ömmer veur väöler sjeepssjaaj doearcher bótsinger.»
    Dat smalle kanaal zorgt altijd voor veel schade aan schepen door botsingen.
  2. strak
    «Dooch tich dien sjoon get dranger aan. Zoea vallentj 'ie dich oet.»
    Trek je schoenveters wat strakker aan. Zo gaan ze los.
  3. nauw
  4. benauwd

Zelfstandig naamwoord

drang m

  1. benauwdheid
    «Mid dees hèts bekóm ich drang
    Met deze hitte krijg ik last van benauwdheid.
Verbuiging