dweepziek
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dweepziek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dweepziek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dweepziek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dweepziek is hier. De definitie van het woord dweepziek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandweepziek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- dweep·ziek
- samenstelling van dweep ww en ziek
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | dweepziek | dweepzieker | dweepziekst |
| verbogen | dweepzieke | dweepziekere | dweepziekste |
| partitief | dweepzieks | dweepziekers | - |
dweepziek [1]
- van een persoon dat hij of zij iemand of iets op een ziekelijke, overdreven manier vereert en bewondert
- Manson en zijn ‘Family’ van dweepzieke, gedrogeerde tieners die dachten dat hij Jezus was, horen bij de iconografie van de jaren zestig. De moorden die de groep op zijn instigatie pleegden in chique buurten van Los Angeles, gelden als de apotheose van het peace-and-love-tijdperk.[2]
- 'Alles in mij is verbrijzeld.' En: 'Er is iets in mij dat niet af is, dat niet is voltooid.' Eline is dweepziek, melancholisch, maar soms ook onuitstaanbaar en een nuffig wicht. De echte Eline is een twintiger, Hanne Arendzen, de actrice die haar nu speelt, ook. Het komt de geloofwaardigheid zeer ten goede. Alle facetten weet Arendzen (zij was op tv te zien in de serie Ramses, in het theater onder meer in Vaslav) heel mooi uit te spelen. [3]
1. van een persoon dat hij of zij iemand of iets op een ziekelijke, overdreven manier vereert en bewondert
- Het woord dweepziek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dweepziek" herkend door:
| 72 % | van de Nederlanders; |
| 82 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Sjoerd de Jong 19 november 2013
- ↑ Volkskrant Hein Janssen 27 september
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
