ziek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ziek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ziek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ziek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ziek is hier. De definitie van het woord ziek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanziek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Voor het bed van een zieke man wordt gebeden.
  • ziek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ziek zieker ziekst
verbogen zieke ziekere ziekste
partitief zieks ziekers -

ziek

  1. (medisch) verkerend in een toestand waarbij sommige lichamelijke processen niet goed werken, niet gezond zijnd; gezegd van mensen en dieren
    • Hij is al lange tijd ziek. 
     Uw witte schimmel is zwaar ziek, het zal zeker zes weken duren voordat hij weer beter is. En het is het enige paard dat over de daken kan rijden!'[4]
     Van deze parasieten kun je goed ziek worden.[5]
  2. (figuurlijk) niet in orde
    • De wereld is ziek. 
  3. (figuurlijk), (informeel) afstotelijk, idioot , weerzinwekkend
    • Een zieke daad. 
    • Dat is echt volkomen ziek. 
  4. (figuurlijk) absurd
    • Het is ziek wat hier gebeurt. 
vervoeging van
zieken

ziek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zieken
    • Ik ziek. 
  2. gebiedende wijs van zieken
    • Ziek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zieken
    • Ziek je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]