Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
gaste. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
gaste, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
gaste in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
gaste is hier. De definitie van het woord
gaste zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
gaste, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- gast met het achtervoegsel -e
- gas met de uitgang -te
de gaste v
- vrouw die ergens op bezoek is of logeert
- De Woordenlijst Nederlandse Taal geeft het meervoud gasten, maar de Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft als regel dat woorden met het Nederlandse achtervoegsel -e hun meervoud met de uitgang -s vormen, hoewel in dit soort gevallen vaak een omschrijving als "vrouwelijke gast" wordt gebruikt. [1]
gaste
- enkelvoud verleden tijd van gassen
- Ik gaste.
- Jij gaste.
- Hij, zij, het gaste.
gaste
- aanvoegende wijs van gasten
46 % |
van de Nederlanders;
|
68 % |
van de Vlamingen.[2]
|
gaste
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
gaste
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van gastarse