geconjugeerd

• Geluid:  geconjugeerd    (hulp, bestand)

• ge·con·ju·geerd

• vervoeging van conjugeren: de stam met omvoegsel ge- -d

geconjugeerd

1. voltooid deelwoord van conjugeren

geconjugeerd

1. (scheikunde) een over meer dan twee atomen uitgebreid stelsel van moleculaire orbitalen vormend

   • De twee dubbele bindingen in butadieen vormen een geconjugeerd systeem. 

2. (scheikunde) slechts verschillend in een enkel proton

   • Het ion van nitriet is de geonjugeerde base van het molecule van salperterigzuur in de brønstedtheorie. 

3. (wiskunde) slechts verschillend in het teken van de imaginaire component(en)

   • Het complexe getal 1-i is de geconjugeerde van 1+i, en hetzelfde kan gezegd worden van de quaternionen 1+i+j+k en 1-i-j-k 

4. (medisch) ~ vaccin waarvan het bacterieel polysacharide gekoppeld wordt aan een lichaamseigen proteïne

• Het woord geconjugeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.