gom

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gom. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gom, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gom in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gom is hier. De definitie van het woord gom zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangom, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gom
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleverige boomvloeistof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gom gommen
verkleinwoord gommetje gommetjes

gom m of o

  1. een gum
    • Met een gom krijg je die streep nog best weg. 
  2. een kleverige vloeistof die wordt gemaakt van het sap van bomen
    • Zorg dat je die gom niet aan je handen krijgt. 
vervoeging van
gommen

gom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gommen
    • Ik gom. 
  2. gebiedende wijs van gommen
    • Gom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gommen
    • Gom je? 
95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]