gum

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gum. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gum, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gum in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gum is hier. De definitie van het woord gum zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangum, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gum gummen
verkleinwoord gummetje gummetjes

Zelfstandig naamwoord

het gumo

  1. (teken- en schrijfmateriaal) een object waarmee potloodtekeningen weer weggehaald kunnen worden
    • Met de gum kon hij die foutieve lijn uitwissen. 
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gummen

gum

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gummen
    • Ik gum. 
  2. gebiedende wijs van gummen
    • Gum! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gummen
    • Gum je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • gum

Zelfstandig naamwoord

gum

  1. genitief meervoud van guma


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • gum
enkelvoud meervoud
gum gums

Zelfstandig naamwoord

gum

  1. (anatomie), (tandheelkunde) tandvlees (meestal meerv.: gums)