handbalploeg

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord handbalploeg. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord handbalploeg, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je handbalploeg in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord handbalploeg is hier. De definitie van het woord handbalploeg zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhandbalploeg, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
De handbalploeg van Bevo HC op Wikipedia (nl) staat klaar om de tegenstander welkom te heten.
  • hand·bal·ploeg
enkelvoud meervoud
naamwoord handbalploeg handbalploegen
verkleinwoord

de handbalploegv / m

  1. (sport) groep handballers die samen een team vormen en wedstrijden spelen tegen andere handbalteams
     Het is nog onzeker of Estavana Polman volgende week meereist met de Nederlandse handbalploeg naar het WK in Spanje. Dat hangt af van deze week; de 29-jarige middenopbouwspeelster hoopt bij een oefentoernooi in Noorwegen weer haar eerste speelminuten te maken.[2]
     De Nederlandse handbalploeg wil deze zomer de kroon op het werk zetten met olympisch goud op de Spelen van Tokio. Maar de weg ernaartoe kent vooralsnog enkele hobbels. Bij de oefenwedstrijden tegen Slovenië halverwege maart moest bondscoach Emmanuel Mayonnade verstek laten gaan en bij de trainingsstage van volgende week ontbreken maar liefst zeven internationals, omdat ze in quarantaine zitten.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Haalt handbalster Polman het WK? 'Een week beuken en hopen dat het goed gaat'” (23 november 2021), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “In de kijker spelen voor Tokio zit er niet in, zeven handbalsters zitten thuis” (Donderdag 8 april 2021, 14:37), NOS