Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
sport. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
sport, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
sport in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
sport is hier. De definitie van het woord
sport zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
sport, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichamelijke bezigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
- In de betekenis van ‘trede van ladder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
de sport v / m
- lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn
- spel
- ▸ Voor England was het een sport om zo zuinig mogelijk te leven.[2]
- trede van een ladder
- stoelspaak
sport
- enkelvoud tegenwoordige tijd van sporten
- gebiedende wijs van sporten
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|
- ↑ 1,0 1,1 "sport" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
sport
- sport (lichaamsbeweging)
- sport (trede)
sport
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sporen
- IPA:
- (VK) /spɔːt/
- (VS) /spɔːɹt/
sport
- sport (lichaamsbeweging)
sport
- sport-
sport
- onovergankelijk spelen, zich vermaken
- overgankelijk pronken met (een kledingstuk)
sport
- sport (lichaamsbeweging)
sport m
- sport (lichaamsbeweging)
- faire du sport
- pratiquer un sport
- Leenwoord uit het Nederlands
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- sport (lichaamsbeweging)
sport m
- sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport m
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport m
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport monbezield
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
- (onderwijs) lichamelijke opvoeding, gymnastiek
sport
- (sport) sport (lichaamsbeweging)
sport g
- sport (lichaamsbeweging)