ijshockey

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ijshockey. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ijshockey, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ijshockey in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ijshockey is hier. De definitie van het woord ijshockey zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanijshockey, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ijs·hoc·key
enkelvoud meervoud
naamwoord ijshockey -
verkleinwoord

het ijshockeyo

  1. (sport) ijssport waarbij twee teams van ieder vijf personen plus goalie met behulp van een stick een schijfje (puck) in het doel van de tegenstander proberen te schieten
    • Er was ijshockey op de tv, maar je kon de puck niet volgen. 
vervoeging van
ijshockeyen

ijshockey

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijshockeyen
    • Ik ijshockey. 
  2. gebiedende wijs van ijshockeyen
    • IJshockey! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijshockeyen
    • IJshockey jij? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be