hands

Nederlands

Uitspraak

• overtreding bij sport
  • Geluid:  hands    (hulp, bestand)
  • IPA: / hɛn(t)s / (1 lettergreep)
• lichaamsdeel
  • Geluid:  hands    (hulp, bestand)
  • IPA: / hɑn(t)s / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• hands

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels hands (in artt. 11 en 12 van de oorspronkelijke regels van de Engesle Football Association gebruikten kwam het woord hands voor , recente regels van de FIFA gebruiken het woord handling
• hand met de uitgang -s

Zelfstandig naamwoord

{A} hands o

1. (sport) (voetbal) met de hand aanraken van de bal door veldspelers, wat tegen de spelregels is als het met opzet gebeurt en met een vrije trap wordt bestraft

Typische woordcombinaties

• hij maakte hands

• het was aangeschoten hands

• fluiten voor hands

Synoniemen

• handsbal, handspel

Tussenwerpsel

hands!

1. (sport) (voetbal) uitroep om de aandacht te vestigen op het tegen de regels met de hand aanraken van de bal

Overerving en ontlening

• Indonesisch: heng

Bijwoord

hands

1. (sport) (voetbal) in strijd met de spelregels met de hand aanraakt zijn van de bal

1. • Hij had de bal niet zien aankomen, maar de scheidsrechter gaf toch hands. 

Zelfstandig naamwoord

de hands v

1. (verouderd) genitief van hand

   • Soo wie in my gelooven sal,
     Gestut door d'algenade
     Mijns hands, sal boven dit getal
     Noch doen vry grooter daden. 

Gangbaarheid

• Het woord hands staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hands" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak

• Geluid:  hands (VS)    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

hands mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hand

Overerving en ontlening

• Nederlands: hands