Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
huishoudgeld. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
huishoudgeld, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
huishoudgeld in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
huishoudgeld is hier. De definitie van het woord
huishoudgeld zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
huishoudgeld, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het huishoudgeld o
- (huishouden) (economie) geld dat nodig is voor het voeren van een huishouding (zoals het kopen van voedsel en schoonmaakmiddelen)
- Ik was een jaar of zestien. In de slaapkamerkast stond een groen ijzeren geldkistje waarin mijn stiefmoeder het huishoudgeld bewaarde. Een vakje voor de honderdjes, daarnaast het vakje voor de briefjes van vijfentwintig en daarnaast de tientjes, de vijfjes en de rijksdaalders. Robbie stond bij de kast. Hij keek geschrokken op. In zijn hand hield hij een briefje van vijfentwintig. Zijn ogen schoten heen en weer. Ik zag hem denken.[1]
- (economie) (verouderd) geld wat een huisvrouw krijgt van haar man om het huishouden mee te voeren
- Ik spaarde wat van mijn huishoudgeld, maakte een afspraak en ging. Ik had er met niemand over gepraat, ook niet met je opa. Die psychiater was een heel aardige man. Hij vroeg of er iets was wat me zorgen baarde en begon over mijn huwelijk en de kinderen. [2]
1. geld dat nodig is voor het voeren van een huishouding (zoals het kopen van voedsel...)