Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
huishuur. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
huishuur, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
huishuur in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
huishuur is hier. De definitie van het woord
huishuur zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
huishuur, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de huishuur v / m
- de hoeveelheid geld die je moet betalen aan de eigenaar van de woning, om een bepaalde tijd in de woning te mogen wonen
- Als de moeder van een gezin in het ziekenhuis was opgenomen had je veel verantwoordelijkheid. Ook financieel. Je moest de huishuur betalen (die thuis werd opgehaald), net als gas en licht. Ook de slager, de bakker en alle andere leveranciers kwamen aan de deur. [2]
- Frans Schmal: Bij een aow en een klein pensioentje wat neerkomt op ca Euro 1450,00 houdt men niets meer over als men bedenkt dat huishuur , zorgkosten, eigen bijdrage en andere verzekeringen houd men er nog maar weinig over om van te leven laat staan om op vakantie te gaan. Als men 1,00 Euro teveel boven de norm heb val t men buiten de toeslagen. [3]
- Maar ik moest gelukkig geen huis meer afbetalen of huishuur betalen. Ik kwam rond. Sindsdien is Sprinkle mijn hoofdactiviteit.” [4]
82 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.[5]
|