Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
influisteren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
influisteren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
influisteren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
influisteren is hier. De definitie van het woord
influisteren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
influisteren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
influisteren [1]
- overgankelijk iemand heimelijk iets zeggen
- Rob had gehoopt dat Jalal voor het chirurgische gedeelte in de commissie zou zitten, maar die was normaal in het ziekenhuis aan het werk. Even later kwam Mirdin hem influisteren dat als laatste examinator Ibn al-Natheli was gearriveerd, iemand die ze nauwelijks kenden.[2]
- Tezelfdertijd echter liet Juliana zich door de Hofmanssekte wel influisteren dat Bernhard bezig was haar zo te tergen dat ze letterlijk krankzinnig zou worden en stelde ze, daartoe aangezet door dezelfde club, als persoonlijk adviseur de wonderlijke Van Hamel aan, naar wie ze vervolgens dan weer vaak niet luisterde.
[3]
- overgankelijk iets met een geringe geluidssterkte in het oor zeggen
- Show, don’t tell is het motto van cinema, en ook van de expo Master of Light. Je kan je in het Eye twee uur onderdompelen in een sacrale schemerwereld, voor kolossale drieluiken met ‘geluiddouches’ die op je influisteren. Dan krijgen de woorden een gestalte en gaan de toelichtingen van Wim Wenders, Jim Jarmusch, Lars von Trier en Steve McQueen leven, vier filmmakers met wie Müller samenwerkte en op wie deze expositie zich concentreert. [4]
- overgankelijk voorzeggen tijdens een toneel voorstelling, souffleren
- overgankelijk proberen door zachtjes te spreken iemands gedachten of handelen te sturen
4. proberen door zachtjes te spreken iemands gedachten of handelen te sturen
99 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.[5]
|