Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
in . In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
in , maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
in in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
in is hier. De definitie van het woord
in zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
in , maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
De appels liggen in de mand.
erfwoord , in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 776 [ 1]
in
iets dat iets anders bevat: binnen
Het servies staat in de kast.
Ik woon al twintig jaar in Utrecht.
gedurende , tijdens
gedurende een gehele periode , of gewoonlijk tijdens een periode:
In de zomer dragen veel mensen een zonnebril.
In het weekend zijn we op de camping.
op enig moment binnen een periode :
Hij werd geboren in 1985.
binnen een periode, in minder tijd dan een periode :
Ze is in drie weken vier kilo afgevallen.
naar binnen
Zet de borden even in de kast.
de kleding die men draagt
Op elke vijftig demonstranten liep er één agent in burger mee.
De gastheer verzoekt u in jacquet te verschijnen.
het resultaat dat ontstaat: tot
De spiegel spatte in scherven uiteen.
Zij toverde de homp klei om in een mooie vaas.
de delen waar iets uit bestaat: uit
Dit is een stuk in drie bedrijven.
Het is in één woord geweldig.
het materiaal waar iets van gemaakt is: van
Het sculptuur is uitgevoerd in hout en koper.
de kleur die iets heeft
Er zijn opvallende accenten in rood en goud aangebracht.
wat betreft
De vissen verschillen onderling enorm in kleur en formaat.
de wijze waarop iets beschouwd wordt
indien iets gebeurt
als achterzetsel : naar binnen
strikt gesproken kan zo'n achterzetsel grammaticaal worden opgevat als een bijwoord (1.)
samenstellingen zonder werkwoord met voorzetsel in als linkerdeel
samenstellingen met voorzetsel in als linkerdeel en een werkwoord als rechterdeel
voornaamwoordelijk bijwoord met voorzetsel in als rechterdeel
voorzetselbijwoord met voorzetsel in als rechterdeel
samenkoppelingen met voorzetsel in
Geen oplossing weten ofwel: Bang zijn voor de gevolgen
het naar de zin hebben
frasen uit het Latijn met in
in
bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord : naar binnen
inlopen : Hij liep het huis in .
prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord : binnen
Hij woont er al jaren in .
samenstellingen zonder werkwoord met bijwoord in als linkerdeel
samenstellingen met werkwoord en bijwoord in als linkerdeel
samenstellingen afgeleid van werkwoord en bijwoord in als linkerdeel
samenstellingen met bijwoord in als rechterdeel
samenstellingen met bijwoord in als linkerdeel
in
(predicatief ) hip, modieus, eigentijds, in de mode
in
eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innen
gebiedende wijs van innen
(bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innen
99 %
van de Nederlanders;
99 %
van de Vlamingen.[ 2]
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
Ontleend aan het Middelhoogduits en Oudhoogduits
in
drin , drinnen (binnen de lijnen)
herein , hinein (in een richting naar binnen)
«Sie Sängerin geht in den Saal hinein .»
De zangeres komt de zaal in .
in (in de mode zijn)
in
in + datief : geeft een toestand aan
«Er wohnt in diesem Haus.»
Hij woont in dit huis.
in + accusatief : geeft een richting aan die men in gaat (ruimtelijk)
«Er geht in das Haus.»
Hij loopt het huis in .
in (tijdelijk)
in (voor een getal of hoeveelheid)
in (als vast voorzetsel bij andere woorden)
in de garage zetten
in het jaar 2014
: in acht Stücke aufteilen
in acht stukken verdelen
: Das will mir nicht in den Schädel. Das will mir nicht in den Kopf.
Dat wil er bij mij niet in .
in
in
in
(spreektaal ) in bn , hip , in de mode [ 1]
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
om beweging of richting ergens heen aan te duiden: naar , in , op ;
van doel en bestemming: tot , voor ; in haec : daarvoor , daarom ; in hoc : daarom ;
van maatstaf of wijze: naar , volgens , overeenkomstig ; in universum : in het algemeen ; in vicem : beurtelings ;
van gezindheid of handelingen: jegens , tegen ;
bij tijdsbepalingen:
tot aan ; in omne tempus : voor altijd ;
voor , tegen ;
bij het vermelden van een verdeling:
om de delen op te geven: in
«Gallia est omnis divisa in partes tres »
Gallië is als geheel opgedeeld in drie delen
2. om diegenen aan wie ieder afzonderlijk iets wordt toegedeeld op te geven: voor , op ; in capita : per hoofd ;
om de plaats van iets aan te duiden
in de ruimte: in , op ; in , bij , onder ;
in de tijd: binnen , gedurende , in , bij , onder ; in tali tempore : onder zulke omstandigheden ; in eo est, ut ... : het is op dit punt, dat ...; in tempore , in ipso tempore : te rechter tijd
om een aantal of klasse aan te duiden: onder ;
bij werkwoorden van zetten , leggen , plaatsen
s.v. in, in J.B. Kan - H.P. Schröder
(ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek , Utrecht, 1864, pp. 250 -251 .
in
binnen
binnenin
enkelvoud
meervoud
bepaald
geheel
inne
inner
gemut.
-
-
onbepaald
geheel
in
in
gemut.
-
-
in + accusatief/datief
in
binnen
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
«t Köpken steet in de kaste.»
't Kopje staat in de kast.
in ; gedurende, tijdens
«In t jaor 2013 is prins Friso oet de tied ekommen.»
In 2013 is prins Friso overleden.
in
en
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
in
«Es Land esch seit 1955 Mitglied in de UNO un seit 1995 in de EU.»
Het land is sinds 1955 lidstaat van de UNO en sinds 1995 van de EU.
in
in
«Deitschland iss en Land in Eiropaa.»
Duitsland is een land in Europa.
in
een
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
en
in
in ; iets dat iets anders bevat: binnen
in ; gedurende, tijdens
in
(Münsterlands ) (Oostwestfaals ) (West-Münsterlands ) (Zuidwestfaals ) in ; iets dat iets anders bevat: binnen
(Münsterlands ) (Oostwestfaals ) (West-Münsterlands ) (Zuidwestfaals ) in ; gedurende, tijdens