tegen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tegen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tegen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tegen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tegen is hier. De definitie van het woord tegen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantegen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • te·gen
  • In de betekenis van ‘in de andere richting, ten aanzien van’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284.[1]
  • Middelnederlands tēghen, naast ouder tjēghen, samengetrokken uit te + jēghen, waarvoor zie jegens. Te diende daarin om aan te duiden in welke richting een handeling plaatsvond; vgl. Oudnederlands angegin, ingegen ‘tegemoet, in strijd met’.[2] Evenzo gevormd zijn Nederduits tegen ‘tegen’ en Duits zugegen ‘aanwezig’; met genitiefuitgang Oudfries tōjēnis(t) en Oudengels tōgēanes.

tegen

  1. zijdelings aanleunend
    • De fiets staat tegen de deur. 
  2. oneens met, ter bestrijding van
    • Er is geen middel tegen deze ziekte. 
    • Het raadslid stemde tegen het voorstel. 
  3. voor of omstreeks een bepaalde tijd
    • We gingen tegen de ochtend naar huis. 
    • Het liep tegen zevenen toen hij binnenkwam. 
    • Tegen de tijd dat hij het doorkreeg, was alles al verloren. 
  4. de ontvangende persoon van een boodschap: aan
    • Ik heb het tegen je gezegd. 
  5. voor de prijs van
    • Ik ruilde met de buurjongen tien knikkers tegen een bal. 
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     tegen  
 persoonlijk     ertegen  
aanwijz.   nabij     hiertegen  
  veraf     daartegen  
  vragend/betrekk.     waartegen  


tegen

  1. (predicatief) oneens, negatief
    • Bent u voor of tegen? 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    tegenspreken: Hij sprak deze bewering tegen.
  3. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    daartegen:Daar is een goed middel tegen.
  • Daar is geen kruid tegen gewassen.
    Dat is hopeloos; daar bestaat geen middel tegen.
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]