kajak

• Geluid:  kajak    (hulp, bestand)

• ka·jak

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenpersoonsvaartuigje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 ^{[1] [2]}

de kajak m

1. gesloten kano om in wild water of op zee te varen

• schip, boot, vlot, zeilboot, roeiboot, reddingsboot, vissersboot, sleepboot

kajak

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
   

   • Ik kajak. 

2. gebiedende wijs van kajakken
   

   • Kajak! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
   

   • Kajak je? 

• "kajak" is een palindroom

• Het woord kajak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kajak" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

kajak

1. kajak

• "kajak" is een palindroom

• kajak in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

kajak m

1. kajak

• kajakarz, kajakowy

• "kajak" is een palindroom