Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
kankeraar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
kankeraar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
kankeraar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
kankeraar is hier. De definitie van het woord
kankeraar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
kankeraar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de kankeraar m
- iemand die overmatig veel klaagt
- Wel had ze grote twijfels toen ze ja zei tegen het stadsdichterschap. 'Ik zit altijd te kankeren op te stad. Incapabele bestuurders, weggesmeten geld, opengebroken straten. Nogal negatief, niet? Ik heb dat ook gezegd toen ze me belden, maar dat was geen bezwaar. En ja, inderdaad, Amsterdam is toch ook vergeven van de kankeraars? Wat dat betreft ben ik een goed voorbeeld, haha.' [2]
- In 2011 kwam er in de Maasstad wel een comeback party, maar Langenbach is ook die 'Rotterdamse kankeraar' tegen de politiek en ambtenarij. Dat maakte hem minder populair, al laat het beeld tijdens de presentatie van zijn boek de andere kant zien; alsof Ted weer helemaal terug is. [3]
-
- zuurpruim, mopperaar, grompot, knorrepot, brombeer, kankerpit, miesmacher, chagrijn, klager, zeur, zeurpiet
86 % |
van de Nederlanders;
|
80 % |
van de Vlamingen.[4]
|