karren

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord karren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord karren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je karren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord karren is hier. De definitie van het woord karren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankarren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kar·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
karren
karde
gekard
zwak -d volledig

karren

  1. inergatief (snel) met een voertuig rijden
     Dat boompje leek me een soort hindernis. „Onzin!” zei ik tegen mezelf. „We karren er gewoon overheen!”[6]
  2. overgankelijk in een bak op wielen vervoeren
     Eén van de ovens was een zogeheten veldoven, waarvan de lange zijden gemetseld werden van oude stenen en de kopzijden gebruikt werden om de groene (droge,ongebakken) stenen naar binnen te karren en te stapelen.[7]
1. Enkele karren in het museum Erve Kots op Wikipedia (nl).

de  karrenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kar
     Door het bombarderen van de nabijgelegen weg vatte de familieboerderij vlam. Gelukkig wisten zijn vader en broers het vuur te blussen voordat de hele familie op de vlucht sloeg. „Te voet, met twee karren en een paar koeien”.[8]
1. Rots met karren in Zwitserland.

de karrenmv

  1. alleen meervoud (geologie) smalle gleuven in rotsen die ontstaan door regen- of smeltwater dat langdurig stroomt over kalksteen, steenzout of andere gesteenten die kunnen oplossen in water
     In de jaren '90 is bij het afgraven van de kalksteen door de ENCI een ingestorte karstholte in een ondergrondse groeve ontdekt. Ook zijn hier en daar karren met allerlei grillige patronen te zien.[9]
1. Een karrende deurkruk.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
karren
karde
gekard
zwak -d volledig

karren

  1. inergatief een krakend of knarsend geluid voortbrengen
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[10]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. karren op website: Etymologiebank.nl
  4. "karren" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2022 Weblink bron
    Judith Eiselin & Daan Remmerts de Vries
    “Tjallings dagboek” (20 april 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  7. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2022 Weblink bron
    André Kersten
    “De kloostermoppen van Hernen” (8 april 2015) op EenWagenVolVerhalen.nl
  8. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2022 Weblink bron
    Alojzy Jedamski interview door Emilie van Outeren
    “De bevrijding van Nederland : ‘Ik stapte op een blikje fosfor en stond meteen in lichterlaaie’” (5 mei 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  9. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2022 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Carla Janssen
    “Karstverschijnselen in de Sint-Pietersberg” (2012) op geologievannederland.nl
  10. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be