kastanje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kastanje    (hulp, bestand)
• IPA: / kɑsˈtɑɲə / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• kas·tan·je

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1240
• Via het Picardische castagne van het Oudfranse chastaigne, wat weer valt te herleiden tot het Latijnse castanea.<

Zelfstandig naamwoord

de kastanje v / m

1. (plantkunde) Castanea  loofboomsoort die vooral inheems is in subtropische gebieden

   • De Enschedese boomverkiezing op www.boomverkiezing.nl is gewonnen door drie 80 jaar oude moeraseiken aan de Papaverstraat in de Laares. Nummer twee werd de uitgegroeide kastanje aan de Deurningerstraat. De grootste mammoetboom van Twente in het Ledeboerpark werd derde. Er werden meer dan 400 stemmen uitgebracht.  

2. (plantkunde) eetbare vrucht van de betreffende boom

Synoniemen

• kastanjeboom

Hyponiemen

• aardkastanje, paardenkastanje, waterkastanje

Afgeleide begrippen

Uitdrukkingen en gezegden

• De kastanjes voor iemand uit het vuur halen

• 
  Een bloeiende kastanjeboom in Willeskop
• 
  Een kastanje klaar om uit zijn (stekelige) napje te vallen.

Vertalingen

Gangbaarheid

• Het woord kastanje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kastanje" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.
• Zie Wikiquote voor meer informatie.

•  kastanje in het Nederlands Soortenregister N
•  kastanje op Wikidata

Verwijzingen