knipoog

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord knipoog. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord knipoog, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je knipoog in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord knipoog is hier. De definitie van het woord knipoog zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanknipoog, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een knipoog . (Vrouw op de foto: Adèle Haenel op Wikipedia (nl))
  • knip·oog
enkelvoud meervoud
naamwoord knipoog knipogen
verkleinwoord knipoogje knipoogjes

de knipoogm

  1. teken in de vorm van het kort toeknijpen van een oog om verstandhouding, waardering of een humoristische bedoeling uit te drukken
     Na haar inbreng, toen Kaag weer plaatsnam in de bankjes, kreeg ze een knipoog van Rutte.[2]
     Ik werk als verpleegkundige in het ziekenhuis en heb bij een patiënt een zakje bloed aangehangen. Ruim twee uur later belt hij en zegt: „Wat ik nog wel wil weten zuster, is dit bloed gegeven door een Ajacied? Want dat moet ik niet hebben!” Ik kijk op m’n blaadje en zeg met een knipoog: „Helaas meneer, de mutatie is al begonnen...[3]
  2. (figuurlijk) lichtvoetige verwijzing of toespeling
     De Tweede-Kamerfractie van het CDA heeft een nota het licht doen zien met de titel ‘Alles van Waarde is Weerbaar’ (NRC Handelsblad, 17 januari). Op de inhoud ervan wil ik hier niet ingaan. Het gaat mij om de titel. Een titel met een knipoog naar Luceberts ‘Alles van waarde is weerloos’.[4]
  • een knipoog geven

  • met een knipoog
grappig of ironisch bedoeld
  • vette knipoog
te nadrukkelijk aangezette blijk van verstandhouding of waardering

  • vette knipoog
te nadrukkelijk uitvallende verwijzing
vervoeging van
knipogen

knipoog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knipogen
    • Ik knipoog. 
  2. gebiedende wijs van knipogen
    • Knipoog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knipogen
    • Knipoog je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 september 2024 Weblink bron
    Lamyae Aharouay
    “Rutte probeert nu vooral niemand meer voor het hoofd te stoten” (6 april 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 september 2024 Weblink bron
    Ilse Klok
    “Ikje : Zakje bloed” (24 oktober 2023) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 21 september 2024 Weblink bron
    H. Bart
    “Een gevaarlijke knipoog van CDA naar Lucebert 1” (21 januari 2006) op nrc.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be