landjuffer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord landjuffer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord landjuffer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je landjuffer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord landjuffer is hier. De definitie van het woord landjuffer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanlandjuffer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • land·juf·fer
enkelvoud meervoud
naamwoord landjuffer landjuffers
verkleinwoord - -

de landjufferv

  1. (netvleugeligen) (verouderd) benaming voor Chrysopa perla op Wikispecies
     Deze vorm is de larf van een schoon vliegje, dat men landjuffer of parelvlieg noemt (Hermerobius perla).[3]
  2. (persoon) vooraanstaande of welvarende ongehuwde bewoonster van het platteland
     Rosemond wordt aangeduid als landjuffer; de overige leden van het gezelschap zijn naar evenredigheid juffers en jonkers.[4]
  3. (persoon) eigenares van verhuurde of verpachte grond
      Den meier van juffr. Bastiaan is gelast om aan zijn landjuffer te seggen, om haar sloot van het veld tot aan de weteringe op te ruimen soodanig dat het water na behooren kan afloopen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 oktober 2024 Weblink bron “Volledige werken 32. : Eenige bladzijden uit het boek der natuur.” (1912), J. Lebègue, Brussel, p. 149 n. 1
  4. Bronlink geraadpleegd op 30 oktober 2024 Weblink bron
    Smit, Dirk Harry
    “Johann van Heemskerck 1597-1656”, proefschrift (1933), De Spieghel, Amsterdam, p. 64
  5. Bronlink geraadpleegd op 30 oktober 2024 Weblink bron
    Engelbert Brascamp
    (27 mei 1793) in:
    B.W. van ´t Erve (red.)
    Mark van Teuge of Silvolde (markeboek), 113 (orig. 415)