Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
mak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
mak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
mak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
mak is hier. De definitie van het woord
mak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
mak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘getemd’ voor het eerst aangetroffen in 1478 [1] [2] [3] [4]
- Middelnederlands mack ‘tam, getemd’, uit Oergermaans *makaz, misschien verwant met Oudiers mám ‘juk’ en Lets mêgt ‘kunnen’.[5] Evenals Nederduits mack ‘rustig, braaf, tam’, Noord-Fries määk, meek, Oudengels mæc ‘behorend bij, verbonden’, Oudnoords -makr ‘gemakkelijk, behaaglijk, passend’.[3]
mak
- gedwee, tam, niet wild
- Het makke dier kon door iedereen met de hand meegevoerd worden.
1. gedwee, tam, niet wild
98 % |
van de Nederlanders;
|
92 % |
van de Vlamingen.[6]
|
- ↑ "mak" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 mak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ mak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, blz. 350.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
mak
- (familie) moeder, mama