Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
tam. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
tam, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
tam in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
tam is hier. De definitie van het woord
tam zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
tam, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘niet wild’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287
tam
- (dierkunde) gewend aan omgang met mensen
- Zij hadden een tamme kraai.
- (figuurlijk) saai, slaapverwekkend
1. (dierkunde) gewend aan omgang met mensen
2. (figuurlijk) saai, slaapverwekkend
98 % |
van de Nederlanders;
|
95 % |
van de Vlamingen.
|
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *tamaz
tam
- (dierkunde) tam; gewend aan omgang met mensen
tam
- acht
tam
- aan die (dat), voor die (dat), datief enk van tas dat verwijst naar een mannelijk woord
tam
- zo ...
- Afgeleid van het Angelsaksische tam / tom
- Afgeleid van het Oudnoordse þeim
tam
- (dierkunde) tam; gewend aan omgang met mensen
tam
- hun; 3e persoon meervoud accusatief
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tamo
tam
- daar; op een bepaalde plek
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tamo
tam
- daar; op een bepaalde plek
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tamo
tam
- daar; op een bepaalde plek
- «Ubikacje znajdują się tam.»
- De toiletten bevinden zich daar.
- daar, daarheen; daar naar toe
- «Możesz to tam położyć?»
- Kun je dat 'daar neerleggen?
tam
- (spreektaal) zo
- «Ja tam nie wiem.»
- Ik weet het niet.
tam
- genitief meervoud van tama
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tamo
tam
- daar; op een bepaalde plek
- daar, daarheen; daar naar toe
- –
- ta
- tu
- sem
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tamo
tam
- daar; op een bepaalde plek
- «Seděl tam sám.»
- Hij zat daar alleen.
- daar, daarheen; daar naar toe
- «Nešel jsem tam sám.»
- Ik ging daar niet alleen naar toe.
- (dialect) hen, tamhle / támhle
- (dialect) hen, tamhle / támhle
- tady, tu, zde
- sem (bw.), zpět, zpátky
- sem a tam – heen en weer
- sem tam
- tam a zpět – daarheen en terug