tie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tie is hier. De definitie van het woord tie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tie
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

tie m

  1. (spreektaal) (informeel) een niet benadrukte vorm van hij, 3e persoon enkelvoud mannelijk
    • •Is tie niet mooi, 'k heb nog net een kunnen krijgen. 
    • •Als tie vloekt dan is tie rood
      Als tie sterft dan is tie dood
      Dan wordt ie in de grond gepoot
       
Opmerkingen
  • Alleen gangbaar na een persoonsvorm of inleidend woord van een bijzin.
Schrijfwijzen
  • Om de uitspraak weer te geven wordt dit woord ook wel met het voorgaande woord aaneengeschreven of verbonden door een koppelteken waarbij in het laatste geval door -t- af te splitsen een relatie met ie wordt gelegd: "Istie niet mooi?", "Is-tie niet mooi?" of "Is-t-ie niet mooi?"
Synoniemen
  • die (na een persoonsvorm of inleidend woord bijzin eindigend op een stemhebbende klank)
  • ie (na persoonsvorm of inleidend woord bijzin)

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “5.2.5.1 De vormen” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Jonge, K. de
    "Kunstboom" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 105 nr. 304 (24 december 1992)
    ; p. 33 kol. 7; geraadpleegd 2016-08-30
  3. Speenhoff, J.J.
    geciteerd in
    Kaaij, M.
    Toonzetters: sleutel tot de klassieke muziek (2006) Inmerc, Wormer
    ; ISBN 9789066115637; p. 132; geraadpleegd 2016-08-30


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
tie ties

Zelfstandig naamwoord

tie

  1. das
  2. verbinding
vervoeging
onbepaalde wijs to  tie 
he/she/it  ties 
verleden tijd  tied 
voltooid
deelwoord
 tied 
onvoltooid
deelwoord
 tying 
gebiedende wijs  tie 

Werkwoord

tie

  1. binden, vastmaken


Lets

  enkelvoud meervoud
naamval m v m v
nominatief tas tie tās
genitief tās to to
datief tam tai tiem tām
accusatief to to tos tās
instrumentalis ar to ar to ar tiem ar tām
locatief tajā; tai; tanī tajā; tai; tanī tajos; tais; tanīs tajās; tais; tanīs

Aanwijzend voornaamwoord

tie

  1. die, nominatief mv van tas dat verwijst naar een mannelijk woord