tak

Niet te verwarren met: TAK

• Geluid:  tak    (hulp, bestand)
• IPA: /tɑk/

• tak

• In de betekenis van ‘spruit’ voor het eerst aangetroffen in 1275 ^{[1] [2]}

de tak m

1. (plantkunde) een deel van een boom of struik dat aan de stam vastzit en waaraan bladeren groeien
2. (economie) een aftakking in een denkbeeldige boom (-> bedrijfstak, handelstak, industrietak etc.)
3. deel van een stamboom

   ▸ Acht ouders (die de ‘oude takken’ werden genoemd) met tien kinderen tussen de acht en dertien jaar.^[3]

• afdeling, branche, geslacht

• boom, struik

•  tak van sport

• Met wortel en tak uitroeien

• Van de hak op de tak springen

• kat, kta, t.k.a.

• Het woord tak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tak" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• IPA

  /tak/

  geluid

tak

1. tak

• IPA: /tak/

tak

1. bedankt, dank u

• tak in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

• IPA: /tɛak/

tak o

1. dak
2. grip

• IPA: /tak/

• tak

• verkorte vorm van tidak

tak

1. nee; ontkenning die betrekking heeft op gezegde of bepaling

   «Bisa bicara bahasa Inggris? - Tak.»

   Spreekt u Engels? - Nee.

2. niet; ontkenning van gezegde of bepaling

   «tak adil»

   onrechtvaardig

• enggak, indak, nda, ndak, ngga, nggak, tidak

tak

1. maar

tak

1. maar echt, heus

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tɑːk/

• tak

• Afkomstig van het Oudnoorse woord þak.
• Afkomstig van het Oudnoorse woord ta.

tak o

1. dak

   «Bil kjørte av veien og havnet på taket ved E6 i Skjeberg.»

   Een Auto reed van de weg en belandde op het dak op de E6 in Skjeberg.

2. plafond
3. (figuurlijk) bovengrens
4. greep
5. krachtproef
6. vat, greep
7. groeve

• takk

• himling
• grep
• styrkeprøve

• saltak, skråtak, torvtak
• gipstak
• armtak, få tak i, spatak, stavtak, åretak
• basketak, brytetak, krafttak, ryggtak, skippertak
• håndtak
• grustak, sandtak

• begrensning
• mannjamning, slåsskamp

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tɑːk/

• tak

• Afkomstig van het Oudnoorse woord þak.
• Afkomstig van het Oudnoorse woord ta.

tak o

1. dak
2. plafond
3. (figuurlijk) bovengrens
4. greep
5. krachtproef
6. vat, greep
7. groeve

• takk

• himling
• grep
• styrkeprøve

• saltak, skråtak, torvtak
• gipstak
• fangtak, få tak i, mistak, overtak, spadetak, stavtak, symjetak, åretak
• basketak, brytetak, krafttak, ryggtak, skippertak
• handtak
• høytak, sandtak

• avgrensing
• mannjamning

• Geluid:  tak    (hulp, bestand)
• IPA: /tak/

tak

1. ja

• akt m

• IPA: /tak/
• Geluid:  tak    (hulp, bestand)

• tak

tak

1. zo

• Oude schrijfwijze: tako

• taks
• takzvaný

• tak zvaný

• akt monbezield
• kat mbezield

• tzv.

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český ČR (Tsjechisch)

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /táɡ/

tak

1. (anatomie) been, poot

tak

1. informeren, vertellen

• Geluid:  tak    (hulp, bestand)

tak o

1. dak
2. plafond

• akt