poot

• Geluid:  poot    (hulp, bestand)
• IPA: / pot / (1 lettergreep)

• poot

• van Middelnederlands pote, in de betekenis van ‘been’ aangetroffen vanaf 1287 ^{[1] [2] [3]}
  • (verkorting) van ruigpoot, in de betekenis van ‘mannelijke homoseksueel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 ^{[4] [3]}
  • naamwoord van handeling van  poten ww  ^{[5] [6]}

de poot m

1. (zoötomie) ledemaat van een dier
2. been van een meubelstuk
3. (dysfemisme) hand of voet van een mens
4. (lhbt) (dysfemisme) homoseksuele man
5. (figuurlijk) (informeel) deel van een organisatie

de poot v / m

6. afgesneden deel van een plant dat weer tot een nieuwe plant kan uitgroeien

• loot, stek

• Op poten staan

• Op de poot spelen

• Op hoge poten ( of benen) ergens heen gaan

• Op zijn poten ( of pootjes) terecht komen

• Op zijn achterste poten staan

poot

1. enkelvoud tegenwoordige tijd van poten
2. gebiedende wijs van poten

• Het woord poot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poot" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.