misantroop

Nederlands

Uitspraak

Geluid: misantroop (hulp, bestand)

Woordafbreking

mi·san·troop

Woordherkomst en -opbouw

Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mensenhater’ voor het eerst aangetroffen in 1697 ^[1]
uit het Grieks ^[2]

Zelfstandig naamwoord

de misantroop m ^[3]

(persoon) iemand die een hekel heeft aan mensen (en dus vaak ook aan zichzelf)
- Highsmith is nog geen vijftig en dermate verslaafd dat ze de alcohol en een pakje Gauloises nodig heeft om de dag door te komen. Soms gaat ze om 4 uur ’s middags naar bed met een fles gin, en drinkt ’s avonds bij een karig diner nog eens zeven martini’s en een paar glazen wijn. Ze is nog niet de racistische, antisemitische, onaanraakbare misantroop die ze bezig is te worden. En ze heeft nog niet het getekende gelaat waarnaar ze op weg is, ‘een ruïne’ zoals Marguerite Duras schreef over haar eigen, door de alcohol verwoeste gezicht. In de schijn leeft ze nog een sociaal, enigszins excentriek leven, een waarin ze voortdurend verliefd wordt op vrouwen die haar kleineren of bekritiseren, uitgebreid voor vrienden kookt en zelf nauwelijks eet, meerdere keren per dag een bad neemt, meubels timmert, slakken kweekt en zich met katten omringt. De drankzucht, de promiscuïteit, het gebrek aan zelfbeheersing en normaliteit, vervullen haar van walging en zelfhaat. Het enige wat haar overeind houdt is schrijven: dagelijks een dagboek bijhouden, aan een roman werken, zich verdiepen in en identificeren met personages die hun vervreemding, buitenstaanderpositie en verwrongen idee van goed en kwaad met haar delen. ^[4]
- Toch wil hij niet de indruk wekken dat Spot een aaneenschakeling van mismoedigheid is. "Het is vooral vrolijk mopperen, hoor." Het zou misschien voor zijn aanhang een al te grote schok zijn hun held in de rol van misantroop te zien.^[5]