rondwandelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rondwandelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rondwandelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rondwandelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rondwandelen is hier. De definitie van het woord rondwandelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrondwandelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • rond·wan·de·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondwandelen
wandelde rond
rondgewandeld
zwak -d volledig

rondwandelen [1]

  1. zonder duidelijk doel ergens wandelen, een ommetje lopen
    • Het kan er ook nog wel bij voor Feyenoord, waar de afgedankte Michiel Kramer plichtmatig rondwandelt, achter de naam van Ridgeciano Haps een vraagteken staat, het verdedigingsduo Jan-Arie van der Heijden en Eric Botteghin ontbreekt, Robin van Persie nog altijd niet gecontracteerd is en met het vertrek van Kenneth Vermeer geen ervaren stand-in voor doelman Brad Jones meer aanwezig is.[2] 
    • Thai kunnen nog altijd op Facebook ondanks dreigingen van de autoriteiten om de site in het land uit de lucht te halen. Aanleiding is een geschil rond een filmpje van de extravagante koning Maha Vajiralongkorn, waarin te zien is hoe het getatoeëerde staatshoofd in een minuscuul topje rondwandelt in een winkelcentrum in München.[3] 
    • Wereldberoemd of niet, Sting kan overal zonder problemen rondwandelen. „Ik bezit de speciale gave me onzichtbaar te kunnen maken. Ik ga de straat op zonder bodyguards en entourage, houd een normaal tempo en houding aan. Soms herkennen mensen me en komen me vertellen dat ze mijn muziek goed of juist knudde vinden. Maar meestal word ik helemaal niet herkend, ook middenin New York niet. Ik vind dat prima want eigenlijk ben ik een heel verlegen persoon.”[4] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 19 jan. 2018
  3. de Telegraaf 16 mei 2017
  4. de Telegraaf TISHA EETGERINK 14 nov. 2016
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be