snoeihard

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord snoeihard. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord snoeihard, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je snoeihard in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord snoeihard is hier. De definitie van het woord snoeihard zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansnoeihard, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
snoeihard gesnoeid
  • snoei·hard
stellend
onverbogen snoeihard
verbogen snoeiharde
partitief snoeihards

snoeihard [3]

  1. (informeel) heel erg hard vooral (maar niet alleen) van geluid en beweging
    • Zonder deel aan de conversatie te nemen leunde hij tegen het lage, zwartgelakte gewelf van het café. De muziek stond snoeihard, het was moeilijk iemand te verstaan. [4] 
    • De anderhalf jaar dat ik met haar was omgegaan voelde als een imposante slalom over een lang veld, waarbij ik vlak voor open doel de bal snoeihard naast had geschoten. Moest ik mijn verlies maar incasseren? [5] 
    • Het is niet de eerste keer dat Cancellara te maken krijgt met beschuldigingen van mechanische doping. Alles begon enkele maanden na zijn overwinningen in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix van 2010. Hij stoof toen snoeihard weg van Tom Boonen op de Muur van Geraardsbergen, nadat hij van fiets had gewisseld zonder dat er technische problemen waren, en reed op de kasseien van Roubaix op indrukwekkende wijze iedereen uit het wiel. [6] 
     Snoeiharde kritiek op bizarre ‘horrorkruising’: ‘Hier gaan kinderen verongelukken’: Veilig Verkeer Nederland kraakt het ontwerp van de fonkelnieuwe kruising in de Gelderse plaats Putten. Volgens verkeersconsulent Peter Buter is de ‘horrorkruising’ gevaarlijk voor fietsers en moet de maximumsnelheid omlaag. Een rotonde was volgens hem wenselijker geweest.[7]
99 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[8]