Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
snoer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
snoer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
snoer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
snoer is hier. De definitie van het woord
snoer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
snoer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- : In de betekenis van ‘koord, draad’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1] [2]
- : In de betekenis van 'hoer' (uit ouder 'schoondochter') voor het eerst aangetroffen in het jaar 1451-1500 [3]. De variant snaar 'schoondochter' met lange -aa- is mogelijk een affectieve vorm van snoer, die, als rijmvorm van hoer, een misprijzende connotatie kreeg.
het snoer o
- (elektrotechniek) soepele elektriciteitskabel die binnenshuis gebruikt wordt
- Zit er aan dat snoer al een stekker?
- ketting van een aantal aan een draad geregen voorwerpen
- buigzaam materiaal in een zeer langgerekte vorm waarmee je dingen kunt vastbinden of tussen dingen een verbinding kan maken
- dunne draad waaraan een of meer vishaakjes zijn bevestigd
- (verouderd) vrouw die tegen vergoeding seks heeft met mannen
- ▸ Ick sou leuen na dat hij mij betrout. Tes verdrietelijck dus mijnen tijt verslijten. Hoeren en snoeren wonder verwijten. Daer hi toe reden en heeft noch ick scout[4]
1. soepele elektriciteitskabel die binnenshuis gebruikt wordt
snoer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snoeren
- gebiedende wijs van snoeren
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snoeren
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[5]
|