snor

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord snor. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord snor, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je snor in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord snor is hier. De definitie van het woord snor zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansnor, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
1. Snor
2. Snor (Locustella luscinioides)
  • snor
enkelvoud meervoud
naamwoord snor snorren
verkleinwoord snorretje snorretjes

de snorv / m

  1. beharing tussen neus en bovenlip
     Hij leek een permanente glimlach te hebben onder zijn borstelige snor en was hier in de wildernis duidelijk in zijn element.[7]
     We zeiden niet veel, wat hadden twee negenjarigen kunnen zeggen? We zaten er met gebogen hoofd en dachten aan hem, zagen hem voor ons, vooral zijn blik en zijn snor.[8]
  2. (zangvogels) vogel (Locustella luscinioides op Wikispecies) die tot de rietzangers Sylviidae op Wikispecies behoort en een snorrend geluid voortbrengt [9]
  3. speelgoed dat een brommend geluid voortbrengt
  4. lichte dronkenschap
  5. (verkeer) wagen voor ongeregeld passagiersvervoer
vervoeging van
snorren

snor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snorren
    • Ik snor. 
  2. gebiedende wijs van snorren
    • Snor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snorren
    • Snor je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[10]