stroom

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord stroom. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord stroom, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je stroom in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord stroom is hier. De definitie van het woord stroom zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstroom, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stroom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bewegende massa vloeistof’ voor het eerst aangetroffen in 1240
enkelvoud meervoud
naamwoord stroom stromen
verkleinwoord stroompje stroompjes

Zelfstandig naamwoord

de stroomm

  1. (aardrijkskunde) rivier, beek
    • Bij donker woud en brede stromen. 
  2. (elektrotechniek) elektrische stroom, het transport van elektrische lading door de beweging van elektronen door geleiders en halfgeleiders onder invloed van een potentiaalverschil
    • We zitten zonder stroom, dat wordt geen accu opladen vandaag. 
  3. in bepaalde richting bewegende massa, zoals een groep mensen, dieren, andere objecten
    • Tegen de stroom in lopen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Tegen de stroom oproeien
tegen de meerderheid ingaan
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stromen

stroom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stromen
    • Ik stroom. 
  2. gebiedende wijs van stromen
    • Stroom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stromen
    • Stroom je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen