sucer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sucer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sucer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sucer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sucer is hier. De definitie van het woord sucer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansucer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sucer
suçais
sucé
eerste groep volledig

sucer

  1. zuigen
  2. overgankelijk afzuigen, opzuigen
  3. (spreektaal) zuipen, veel brandstof verbruiken
    «Je dépasse pas les 150, sinon ma caisse, elle suce trop.»
    Ik ga niet over de 150, anders zuipt mijn wagen teveel. [1]
  4. (spreektaal), (seksualiteit) pijpen [1]
  5. (spreektaal) drinken
    «On va sucer un verre?»
    Zullen we er eentje nemen? [1]
  6. (spreektaal) slijmen
    «Si tu veux grimper dans cette boîte, faut sucer ton chef, y'a pas de secret.»
    Als je hogerop wil komen in deze tent moet je goed slijmen bij de baas, dat weet iedereen. [1]