Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
tegelijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
tegelijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
tegelijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
tegelijk is hier. De definitie van het woord
tegelijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
tegelijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
tegelijk
- op hetzelfde moment
- Zij draaiden zich allebei plotseling om en liepen tegelijk naar de ijskraam terug.
- in dezelfde periode
- Volgens mij hebben zij tegelijk gestudeerd.
- tevens.
- Zij is arts en tegelijk schrijfster.
- ▸ Maar tegelijk voelt de mens zich ook bezorgd, woedend en angstig.[1]
- samen met iemand of iets anders
- Als de timmerman toch komt, kun je tegelijk de rest van de meubels laten repareren.
- ▸ We besloten allemaal tegelijk af te dalen om elkaar tijdens de steile stukken bij te kunnen staan.[2]
4. samen met iets of iemand anders
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[3]
|