tegelijk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tegelijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tegelijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tegelijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tegelijk is hier. De definitie van het woord tegelijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantegelijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • te·ge·lijk

tegelijk

  1. op hetzelfde moment
    • Zij draaiden zich allebei plotseling om en liepen tegelijk naar de ijskraam terug. 
  2. in dezelfde periode
    • Volgens mij hebben zij tegelijk gestudeerd. 
  3. tevens.
    • Zij is arts en tegelijk schrijfster. 
     Maar tegelijk voelt de mens zich ook bezorgd, woedend en angstig.[1]
  4. samen met iemand of iets anders
    • Als de timmerman toch komt, kun je tegelijk de rest van de meubels laten repareren. 
     We besloten allemaal tegelijk af te dalen om elkaar tijdens de steile stukken bij te kunnen staan.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045045979
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be