Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
tiens. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
tiens, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
tiens in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
tiens is hier. De definitie van het woord
tiens zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
tiens, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
tiens
- uitroep die verbazing uitdrukt
- Op een zondagmiddag maakt een man met enkele vrienden een uitstapje naar zee. Ze zijn afkomstig uit een ingeslapen provinciestadje ergens in Frans-Vlaanderen. Op een bepaald moment constateert de man: ‘Tiens, je kunt Engeland zien!’. [2]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de tiens m
- (verouderd) periodieke betaling aan de eigenaar om roerende of onroerende zaken te mogen gebruiken
- De boeren die dan 'thuys verblijven om te saeyen,
Betalen hem den tiens van allen 'tgeen sy maeyen. [3]
26 % |
van de Nederlanders;
|
77 % |
van de Vlamingen.[4]
|
tiens
- uitroep die twijfel uitdrukt
- uitroep die verbazing uitdrukt
tiens
- enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van tenir
tiens
- gemuteerde genitief van doe