Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
trip. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
trip, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
trip in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
trip is hier. De definitie van het woord
trip zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
trip, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de trip v / m
- (schoeisel) (historisch) middeleeuws schoeisel met een houten zool en een riempje over de wreef
- (schoeisel) (historisch) plankjes die men bij de turfwinning onder de voeten bond om niet in de natte bodem weg te zakken
- (paardrijden) houten plankje voor onder de hoef van een paard
trip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
- gebiedende wijs van trippen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
trip
- aanduiding voor (het geluid van) heel een licht stapje
- Vaak in een herhaling gebruikt om een reeks stapjes aan te geven.
de trip m
- korte reis
- ▸ Ik maakte vóór mijn trip vaak de grap dat ik zodra mijn oudste dochter ontspoorde direct naar huis zou komen.[6]
- ervaring opgeroepen door bedwelmende middelen (tripmiddelen)
- Hebben jullie ook dat wiet roken tijdens de trip echt wel je trip beïnvloedt?
- tripfluweel, triphop, tripklomp, triplijn, tripmadam, trippen, tripping, tripster, triptiek, tripzolen, tripzool
trip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
- gebiedende wijs van trippen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[7]
|
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ trip (plankje voor turftrappen) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ trip (tochtje) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 5,0 5,1 "trip" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
trip
- onovergankelijk struikelen
- onovergankelijk een reisje/tocht/uitstapje maken
- onovergankelijk een fout maken, in de fout gaan
- onovergankelijk losschieten , losspringen
- onovergankelijk trippen
- overgankelijk laten/doen vallen/struikelen
- overgankelijk betrappen
- overgankelijk losgooien
- overgankelijk, (scheepvaart) kaaien
- overgankelijk, (scheepvaart) de marssteng ophalen
trip
- excursie, korte reis, reisje, tochtje, toer , trip , uitstapje
- fout, misstap, vergissing
- drugstrip, trip
- (techniek) pal (m.n. bij ontkoppelingsmechanismen)
- (scheepvaart) laveergang
trip m
- (spreektaal) drugstrip, trip [1]
- (spreektaal) roes, droombeeld, waan
- «J’étais dans mon trip sur le flipper quand le taulier a dit qu’il fermait.»
- Ik ging uit mijn dak op de flipperautomaat toen de cafébaas zei dat hij ging sluiten. [1]
- (spreektaal) voorkeur
- «Me taper la copine de mon meilleur pote, c’est pas mon trip.»
- De vriendin van mijn beste vriend versieren, da's niks voor mij. [1]