Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
uitlopen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
uitlopen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
uitlopen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
uitlopen is hier. De definitie van het woord
uitlopen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
uitlopen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
uitlopen
- ergatief lopend een ruimte verlaten
- Hij is woedend de kamer uitgelopen.
- ergatief nieuwe takjes en blaadjes krijgen
- De lente is vroeg en bomen lopen al uit.
- ergatief langer duren dan verwacht
- ergatief ~ op: resulteren in iets, als gevolg hebben
- Dat is uitgelopen op een grote nederlaag.
- ▸ Dus nu zou het zwemmen worden, daar liep het altijd op uit. Eerst zou Tarzan een beetje aan lianen slingeren tot hij bij een rivier of meer kwam, waar hij in dook en wegzwom van de krokodillen alsof het een makkie was.[1]
- iets wandelend volbrengen
- ▸ Ik heb ver genoeg gelopen om te weten dat ik het kan uitlopen en ga het over een aantal jaar met de kinderen afmaken.[2]
- de afstand vergroten
- Ondanks mijn goede conditie liep hij toch op mij uit.
- Faliekant uitlopen (mislukken).
- Uitlopen op iemand.
2. nieuwe takjes en blaadjes krijgen
98 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|