Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vandalisme. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vandalisme, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vandalisme in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vandalisme is hier. De definitie van het woord vandalisme zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvandalisme, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
van Fransvandalisme, op te vatten als afgeleid van Vandaal met het achtervoegsel -isme: de Vandalen waren een volk dat in de 5e eeuw op een verwoestende manier door West-Europa trok; in de betekenis van ‘vernielzucht’ voor het eerst aangetroffen in een geschiedkundig werk van 1797 (zie vindplaats hieronder), geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.C[1]
moedwillige en nodeloze beschadiging of vernietiging van andermans of openbaar eigendom
▸ontelbaar moeten dus de schatten van Kunst zijn die men hier bij een vindt, en nog veel grooter zou derzelver aantal wezen, indien niet de schenzuchtige handen van het vandalisme, en het Dictatorschap van R O B E S P I E R R E, met eene woestheid zonder wedergade, veele uitmuntende stukken bedorven of geheel en al vernietigd hadden.[2]
↑Weblink bron “Nieuwe vaderlandsche bibliotheek, van wetenschap, kunst en smaak.”, Tweede deel, eerste stuk (1797), Martinus de Bruyn, Amsterdam, 1769-1804, p. 520.
bedacht door de Franse kamergeleerde en bisschop Grégoire in 1794, in zijn redevoering tijdens de Nationale Conventie, om de verwoestingen onder leiding van Robespierre, tijdens de Franse Revolutie, ermee te karakteriseren.[1]
↑*Henri Grégoire, Convention nationale. Instruction publique. Rapport sur les destructions opérées par le Vandalisme, et sur les moyens de le réprimer, séance du 14 fructidor l'an second (31 août 1794). Online: gallica.bnf.fr
Voor de beweegredenen van zijn woordkeuze, zie Mémoires de Grégoire: ancien évêque de Blois hoofdstuk III, 1837: p. 345-46. Online: www.archive.org