vijzel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vijzel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vijzel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vijzel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vijzel is hier. De definitie van het woord vijzel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvijzel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Agaten vijzel met stamper
Hydraulische vijzel
Vijzel van een watergemaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vij·zel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stampvat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1478
  • In de betekenis van ‘windas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1465
enkelvoud meervoud
naamwoord vijzel vijzels
verkleinwoord vijzeltje vijzeltjes

Zelfstandig naamwoord

de vijzel

  1. m: (scheikunde), (gereedschap) een vat waarin met een stamper stoffen fijngestampt kunnen worden
    • Vijzels worden van hard materiaal zoals messing, porselein of agaat vervaardigd. 
  2. v/m (techniek), (bouwkunde) een dommekracht of krik waarmee door middel van een schroef- of hydraulisch systeem, grote kracht kan worden uitgeoefend.
    • Met behulp van een groot aantal vijzels is het gebouw opgevijzeld. 
  3. v/m (waterbeheer), (techniek) een waterschroef, een spiraalvormig onderdeel van een gemaal
    • Een ronddraaiende vijzel werkt het water omhoog. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Werkwoord

vervoeging van
vijzelen

vijzel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vijzelen
    • Ik vijzel. 
  2. gebiedende wijs van vijzelen
    • Vijzel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vijzelen
    • Vijzel je? 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen