wekelijks

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wekelijks. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wekelijks, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wekelijks in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wekelijks is hier. De definitie van het woord wekelijks zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwekelijks, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • we·ke·lijks
stellend
onverbogen wekelijks
verbogen wekelijkse
partitief wekelijks

wekelijks [2] [3]

  1. eenmaal per week, elke week terugkerend
    • Dit is de wekelijkse markt. 

wekelijks

  1. eenmaal per week, elke week terugkerend
     Behalve Guthook raadpleegde ik ook af en toe het Water Report, een door vrijwilligers wekelijks bijgewerkt pdf-bestand dat de actuele waterstand aangeeft.[4]

wekelijks

  1. eenmaal per week, elke week
    • De kaasboer komt hier wekelijks langs. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]
  1. wekelijks op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be