zeg

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zeg. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zeg, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zeg in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zeg is hier. De definitie van het woord zeg zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzeg, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zeg
enkelvoud meervoud
naamwoord zeg -
verkleinwoord zegje zegjes

de zegm

  1. voornamelijk als verkleinwoord een uiting van wat men in een vergadering in te brengen heeft
    • Nadat hij eindelijk zijn zegje gedaan had, ging men over tot het volgende punt. 
  • Zijn zegje doen
Zijn standpunt uiteenzetten
vervoeging van
zeggen

zeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeggen
    • Ik zeg. 
  2. gebiedende wijs van zeggen
    • Zeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeggen
    • Zeg je? 
  4. een aankondiging van een voorbeeld
    • De kookpunten van metalen uit het d-blok, zeg wolfraam, zijn bijzonder hoog. 
  • Betekenis 4 is een verkorting van de aanvoegende wijs zegge.

zeg

  1. (spreektaal) inhoudsloze toevoeging om de rest van de mededeling extra te benadrukken, meestal helemaal aan het begin of juist helemaal aan het eind van de zin of uiting geplaatst
    • Zeg, wat doe jij daar? 
    • Dat is een moeilijke vraag zeg! 
  2. (spreektaal) toevoeging om een zekere moeheid/frustratie te uiten
    • Wat een gedoe, zeg! 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be