Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zeggen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zeggen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zeggen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zeggen is hier. De definitie van het woord
zeggen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zeggen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
- Middelnederlands: secghen, seggen
- Oudnederlands: sagon
- Germaans: *sagjanan
|
|
- West: Engels: say (Angelsaksisch: secgan), Duits: sagen, (Oudhoogduits: sagēn), Fries: sizze (Oudfries: sedza)
- Noord: Zweeds: säga, Deens: sige, Noors: si, (Nynorsk: seie, Oudnoords: segja), IJslands: segja, Faeröers: siga
|
zeggen
- overgankelijk, (communicatie) (meestal mondeling) mededelen, zich met gesproken taal uiten
- Hij zegt dat hij gewoon aanwezig was.
- ▸ Een van onze gedistingeerde gasten heeft mij ooit gezegd dat de monsters volgens hem niet waren bedoeld om vreemden buiten te houden, maar om de gasten te beletten de uitgang te bereiken. Het was jaren geleden dat hij dat zei, en hij is hier nog steeds. Zijn naam is Patelski. U zult hem ontmoeten.[2]
- ▸ Toch nam ik het risico om door te lopen, in 10 kilometer teruglopen (backtracking zoals ze in de VS zeggen) had ik echt geen zin.[3]
- overgankelijk, (pregnant) betuigen
- overgankelijk, (pregnant) bevelen, gebieden, sommeren, verordonneren
- overgankelijk van oordeel of mening zijn
- overgankelijk, (pregnant) iets in de vorm van kritiek, een berisping e.d. geven
- Jij hebt ook altijd wat te zeggen.
- Dat laat ik mij niet zeggen!
- overgankelijk betekenen, duiden op
- Bij zeggen ligt de nadruk op de medegedeelde boodschap, niet op het spreken zelf. Dit geldt voor alle hiervoor gegeven betekenissen.
- Van oorsprong een geheel regelmatig vervoegd zwak werkwoord. Door elisie van de g in de stam en vervolgens van de uitgang -de in het enkelvoud is de verleden tijd onregelmatig geworden: zegde > zeide > zei. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik.
denken, tot zichzelf zeggen in gedachten.
- • En hij wilde voor een langen tijd niet; maar daarna zeide hij bij zichzelven: Hoewel ik God niet vreze, en geen mens ontzie;
Afscheid nemen
- Iets/Niets te zeggen hebben
Wel/Geen vorm van gezag hebben
de zeggen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zegge
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[4]
|
- ↑ "zeggen" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
zeggen
- zeggen
zeggen
- zeggen
zeggen
- zeggen