zwoel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zwoel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zwoel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zwoel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zwoel is hier. De definitie van het woord zwoel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzwoel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zwoel
  • verwant aan  zoel bn , in de betekenis van ‘benauwd’ aangetroffen vanaf 1611 [1] [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwoel zwoeler zwoelst
verbogen zwoele zwoelere zwoelste
partitief zwoels zwoelers -

zwoel

  1. vochtig warm, drukkend, benauwd
    • Hij las een boek op een zwoele zomeravond. 
     „Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.[4]
  2. zinnelijk, erotisch, sensueel
    • Eén zwoele blik was genoeg voor hem. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]