aanzetten

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanzetten. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanzetten, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanzetten in singular and plural. Everything you need to know about the word aanzetten you have here. The definition of the word aanzetten will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanzetten, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aensetten. Equivalent to aan +‎ zetten.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnzɛtə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧zet‧ten

Verb

aanzetten

  1. (transitive) to start, switch on
    Heb je de radio al aangezet?
    Have you already turned the radio on?
  2. (transitive) to urge, incite
    De spreker zette aan tot protest.
    The speaker called for protests.
  3. (transitive) to set
  4. (transitive) to stress
  5. (transitive) to put on to
  6. (transitive) to stick, catch
  7. (ergative) to intensify, to increase
    De wind zette aan.
    The wind began to blow faster.
  8. (transitive, regional) to set (the table)
    Kan jij de tafel aanzetten?
    Can you set the table?

Conjugation

Conjugation of aanzetten (weak, separable)
infinitive aanzetten
past singular zette aan
past participle aangezet
infinitive aanzetten
gerund aanzetten n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zet aan zette aan aanzet aanzette
2nd person sing. (jij) zet aan zette aan aanzet aanzette
2nd person sing. (u) zet aan zette aan aanzet aanzette
2nd person sing. (gij) zet aan zette aan aanzet aanzette
3rd person singular zet aan zette aan aanzet aanzette
plural zetten aan zetten aan aanzetten aanzetten
subjunctive sing.1 zette aan zette aan aanzette aanzette
subjunctive plur.1 zetten aan zetten aan aanzetten aanzetten
imperative sing. zet aan
imperative plur.1 zet aan
participles aanzettend aangezet
1) Archaic.

Anagrams